Taal- en letterkunde
Vrijdag 28 november
13.15 u. - Laurens Ham (3.15)
Protestliedjes binnen het burgerschapsonderwijs
Het gaat goed met het Nederlandstalige lied in het algemeen en het Nederlandstalige protestliedje in het bijzonder. De laatste jaren maken muzikanten als Sophie Straat, Hang Youth en Elmer furore met scherpe protestmuziek over de thema’s van deze tijd: ongelijkheid, genderkwesties, politiegeweld en ga zo maar door. Ook in de hiphop blijven (straat)rappers actief die zich politiek uiten.
In deze presentatie bespreken we de trends in de protestmuziek van de laatste jaren met het oog op inpassing van dit soort muziek in het voortgezet onderwijs. Met name het onderwijs rond burgerschapsthema’s zou prachtig aan het protestliedje gekoppeld kunnen worden. Tegelijk roept dit materiaal ook grote vragen op, want er wordt soms scherp stelling in genomen, onwaarheden of zelfs complettheorieën komen soms voor en ook het taalgebruik is niet altijd even verfijnd. Hoe kun je hier als docent mee omgaan en het protestliedje gebruiken als start van een waardevol gesprek over burgerschapsthema’s in de klas?
14.15 u. - Jimmy van Rijt & Renske Bouwer (3.15)
Vakdidactiek als verbindende schakel tussen de neerlandistiek en het schoolvak Nederlands
Vakdidactiek Nederlands heeft zich ontwikkeld tot een volwaardige wetenschappelijke discipline en speelt een cruciale rol in de vormgeving van het schoolvak Nederlands. Ook in de neerlandistiek speelt vakdidactiek een steeds grotere rol. In deze interactieve bijdrage onderzoeken we de positie van vakdidactiek binnen de traditionele pijlers van de neerlandistiek: taalkunde, letterkunde en taalbeheersing.
We starten met een korte inleiding over de historische en huidige relatie tussen vakdidactiek en de neerlandistiek. Daarna gaan we in gesprek over recente ontwikkelingen die deze relatie versterken, maar ook over bedreigingen die de verbinding tussen wetenschap en onderwijs onder druk zetten. Door middel van korte stellingen en discussievragen worden deelnemers uitgenodigd om actief mee te denken over de betekenis van vakdidactiek en vakdidactisch onderzoek voor hun eigen lespraktijk en voor de vormgeving van het nieuwe curriculum.
Daarnaast verkennen we hoe een goed ontwikkelde vakdidactiek kan zorgen voor een sterkere aansluiting tussen de academische neerlandistiek en het schoolvak Nederlands. Onder welke voorwaarden kan vakdidactisch onderzoek het best landen in de praktijk? Wat kunnen onderzoekers en docenten van elkaar leren?
15.45 u. - Kevin Absillis (3.15)
Sentimentele educatie: aan de slag met de romans van Griet Op de Beeck
Het proza van de Vlaamse auteur Griet Op de Beeck wordt door de literaire fijnproever vooralsnog weinig gewaardeerd. Grote prijzen wint het niet en lovende recensies in de serieuze bladen zijn eerder zeldzaam. Maar in de klas veranderen de door de fijnproever gesignaleerde bezwaren tegen het werk van deze auteur al gauw in troeven: Op de Beeck serveert laagdrempelige verhalen met herkenbare personages die de lezer voortdurend uitnodigen tot emotionele identificatie en medeleven. De plot is volstrekt transparant en volgt formules die de weinig ervaren lezer kent van televisie. (Geen wonder dat Op de Beeck het op een lezersplatform als Goodreads wel uitstekend doet.) Voor wie lezen alleen nog maar durft aan te brengen met 'pretdidactiek' en op de leefwereld van de leerling afgerichte teksten en opdrachten liggen de kansen hier dus voor het oprapen. Maar daar hoeft het bij nader inzien niet bij te blijven. Leerkrachten kunnen hun leerlingen via dit soort teksten wel degelijk ook cultuurhistorische inzichten, gevorderde (lees)vaardigheden en morele attitudes aanbrengen. In deze bijdrage werk ik aan de hand van Griet Op de Beecks roman Het beste wat we hebben (2017) enkele concrete strategieën en lessuggesties uit, die ook bij de behandeling van vergelijkbare auteurs als Sally Rooney, Lize Spit,... van pas kunnen komen.
16.45 u. - Freek Van de Velde (3.15)
Het taallandschap in WEIRD-(Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic)-gebieden
Samenlevingen zoals die in Nederland en Vlaanderen horen tot de groep van de WEIRD-regio’s, een acroniem van de Amerikaanse antropoloog Joseph Henrich voor ‘Western’, ‘Educated’, ‘Industrialized’, ‘Rich’ en ‘Democratic’. Dat soort samenlevingen wijkt sterk af van andere, niet-WEIRD-samenlevingen, in hun cultuur, gedrag, wereldbeeld en moraal. In deze lezing laat ik hoe die verschillen ook te zien zijn in de taal. WEIRD-talen zijn herkenbaar anders. De grammatica is anders gestructureerd, de morfologie is doorgaans wat eenvoudiger, en de geletterdheid in de samenleving zorgt voor een andere omgang met taal. Hogere geletterdheid zorgt ervoor dat ook onze hersenen anders georganiseerd zijn. Door te kijken naar de systematische verschillen tussen WEIRD- en niet-WEIRD-talen kunnen we ook vaststellen dat talen adaptief zijn: ze passen zich aan aan de culturele en natuurlijke niche waarin ze gesproken worden.